Home » Voor zorgprofessionals » Wetenschappelijke validatie » Digitale zelftriage op de Huisartsen Spoedpost

Digitale zelftriage op de Huisartsen Spoedpost

Eerste meting van het gebruik, de effecten en kosten van de app Moet ik naar de dokter?

Auteurs: Smits, M. & P. Giesen

Moet ik naar de dokter? (MINDD) is een zelftriage-instrument waarmee mensen kunnen beoordelen of en wanneer het nodig is om contact op te nemen met de huisarts of Huisartsen Spoedpost. Een doel van MINDD is het stimuleren van zelfzorg en het verminderen van medisch onnodige zorgconsumptie. Op dit moment biedt meer dan de helft van alle Huisartsen Spoedposten in Nederland op hun website digitale zelftriage met MINDD aan.

Doel

Meer inzicht verkrijgen in het gebruik en de effecten van digitale zelftraige met MINDD op de Huisartsen Spoedpost.

Methode

De methode betrof een quasi-experimenteel onderzoek op 11 Huisartsen Spoedposten in Nederland. Hierbij werd gedurende zes weken een blockdesign toegepast, waarbij MINDD afwisselend een week wel werd aangeboden op de website van de Huisartsen Spoedposten (interventiegroep) en een week niet werd aangeboden (controlegroep). De onderzoekspopulatie bestond uit patiënten die contact opnamen met een van de deelnemende Huisartsen Spoedposten en/of gebruik maakten van MINDD op de website van de betreffende Huisartsen Spoedpost.

Er werd voor het onderzoek gebruik gemaakt van anonieme data uit het MINDD-logsysteem en het patiëntenregistratiesysteem van de Huisartsen Spoedposten (HAPIS). Met beschrijvende analyses werd bij de interventiegroep in kaart gebracht wat de frequentie was van het gebruik van digitale zelftriage en wat de kenmerken van de gebruikers waren. Hiernaast werden de aantallen telefonische consulten, fysieke consulten en visites van de interventieperiode vergeleken met de controleperiode.

Er werden meervoudige lineaire regressieanalyses uitgevoerd om te onderzoeken hoe lang de telefonische triage gemiddeld duurde wanneer er wel of geen digitale zelftriage aan vooraf was gegaan. Bij de groep patiënten die na zelftriage contact opnamen met de Huisartsen Spoedpost werd onderzocht hoe vaak het zelftriage advies overeenkwam met de hulpinzet door de triagist. In een meervoudige logistische regressieanalyse werd onderzocht wat de kenmerken waren van patiënten met een fout positief en fout negatief advies.

Resultaten

Er werden in totaal 7.963 zelftriages uitgevoerd door 6.349 unieke gebruikers. Het aantal zelftriagegebruikers was 2,4 per 100 inwoners per jaar binnen het totale verzorgingsgebied van de deelnemende Huisartsen Spoedposten. Dit aantal varieerde aanzienlijk tussen de Huisartsen Spoedposten (0,6 tot  5,6).

MINDD werd gebruikt voor patiënten van alle leeftijden, iets vaker door vrouwen en vooral buiten kantoortijden. De meest voorkomende klachten waren allergische reactie/insectensteek, buikpijn en hoesten. Bij 79% van de zelftriages werd geadviseerd om te bellen naar de huisarts, Huisartsen Spoedpost of 112. Bij 19% van de zelftriages nam de patiënt contact op met de Huisartsen Spoedpost.

Als het zelftriage-advies was om niet te bellen, volgde de patiënt dit advies in 92% van de gevallen ook daadwerkelijk op. De duur van de zelftriage was gemiddeld 50 seconden. De tijd tussen de zelftriage en het contact met de Huisartsen Spoedpost (inclusief telefonische wachtrijtijd) was gemiddeld 25 minuten.

Er was geen verschil in het totaal aantal contacten op de Huisartsen Spoedposten in de weken met en zonder MINDD. Maar bij de Huisartsen Spoedposten waar MINDD het meest werd gebruikt was er wel een afname van (voornamelijk telefonische) contacten waar te nemen. Het maakte voor de duur van de telefonische triage niet uit of de patiënt vooraf online zelftriage had gedaan of niet.

Bij de patiënten die na de zelftriage contact opnamen met de Huisartsen Spoedpost was 46% van de zelftriage-adviezen foutpositief en 3% foutnegatief. De kans op een foutpositieve uitslag van de zelftriage was groter bij de zelftriageklachten hoofdpijn, letsel/ongeval voeten, huidklachten, allergische reactie/insectensteek en rugpijn. Bij kortademigheid en pijn op de borst was er juist een lagere kans op een foutpositieve uitslag. In de nacht was de kans op een foutpositieve uitslag groter dan (in het weekend) overdag. Er waren geen kenmerken voorspellend voor een foutnegatief advies.

Conclusie

Met het onderzoek is goed inzicht verkregen in het profiel van de zelftriagegebruiker. De patiënt nam bij 19% van de zelftriages contact op met de Huisartsen Spoedpost. Als het advies van de zelftriage was om niet te bellen, volgde de patiënt dit in 92% van de gevallen op. Dit zou kunnen betekenen dat een groep patiënten die anders naar de Huisartsen Spoedpost gebeld zou hebben, dit nu door MINDD niet meer doet.

Er is op dit moment nog geen effect te zien van MINDD op het totaal aantal contacten en de kosten op de Huisartsen Spoedposten, noch op de duur van de telefonische triage. Het is wel mogelijk om met het zelftriage-instrument het aantal contacten en de kosten te verminderen, want op de Huisartsen Spoedposten waar MINDD het meest werd gebruikt, was wel een afname te zien. Ook de duur van de telefonische triage zal naar verwachting afnemen, als de triagist inzicht krijgt in de vooraf uitgevoerde zelftriage, zoals sinds kort het geval is op een aantal Huisartsen Spoedposten.

Herhaling van het onderzoek in andere periodes van het jaar wordt aanbevolen, met daarbij een follow-up van de acties die de patiënt na de zelftriage heeft ondernomen, zodat de sensitiviteit en specificiteit van MINDD bepaald kunnen worden.

Bent u benieuwd naar onze ontwikkelingen?

In onze maandelijkse release notes leest u hier meer over