Tweede meting van het gebruik, de effecten en kosten van de app “Moet ik naar de dokter?”
Achtergrond en doel
“Moet ik naar de dokter?” (MINDD) is een zelftriage instrument waarmee mensen kunnen beoordelen of en wanneer het nodig is om contact op te nemen met de huisarts(enpost). Een doel van MINDD is het stimuleren van zelfzorg en het verminderen van medisch onnodige zorgconsumptie. Op dit moment biedt ongeveer twee derde van alle huisartsenposten in Nederland op hun website digitale zelftriage met MINDD aan.
In juni-juli 2021 is een eerste effectiviteitsmeting van MINDD op huisartsenposten uitgevoerd. Op dat moment waren er op de meeste huisartsenposten nog onvoldoende MINDD-gebruikers om effecten aan te tonen op de aantallen verrichtingen (telefonisch consulten, consulten en visites). Ook was er geen afname te zien in de duur van de telefonische triage wanneer deze was voorafgegaan door digitale zelftriage. In het afgelopen jaar is het gebruik van MINDD toegenomen en krijgen triagisten op sommige posten door middel van terugbelverzoeken inzage in de resultaten van de zelftriage, waardoor de duur van de telefonische triage mogelijk afneemt. Het doel van het huidige onderzoek (tweede meting) is om onder deze nieuwe omstandigheden inzicht te verkrijgen in het gebruik en de effecten van digitale zelftriage met MINDD op de huisartsenpost.
Methode
Quasi-experimenteel onderzoek op 13 huisartsenposten in Nederland. Hierbij werd gedurende vier weken een blockdesign toegepast, waarbij MINDD afwisselend een week wel werd aangeboden op de website van de huisartsenpost (interventiegroep) en een week niet werd aangeboden (controlegroep). De onderzoekspopulatie bestond uit patiënten die contact opnamen met een van de deelnemende huisartsenposten en/of gebruik maakten van MINDD op de website van de betreffende huisartsenpost.
Er werd voor het onderzoek gebruik gemaakt van anonieme data uit het MINDD registratiesysteem en het patiëntenregistratiesysteem van de huisartsenposten (HAPIS). Met beschrijvende analyses werd bij de interventiegroep in kaart gebracht wat de frequentie was van het gebruik van digitale zelftriage en wat de kenmerken van de gebruikers waren. Hiernaast werden de aantallen telefonische consulten, fysieke consulten en visites van de interventieperiode vergeleken met de controleperiode. Er werden meervoudige lineaire regressieanalyses uitgevoerd om te onderzoeken hoe lang de telefonische triage gemiddeld duurde wanneer er wel of geen digitale zelftriage aan vooraf was gegaan. Bij de groep patiënten die na zelftriage contact opnam met de huisartsenpost werd onderzocht hoe vaak het zelftriage advies overeenkwam met de hulpinzet door de triagist. Tenslotte werd de kosteneffectiviteit bepaald.
Resultaten
Er werden in twee weken in totaal 11.484 zelftriages uitgevoerd door 9.407 unieke gebruikers. Het aantal zelftriagegebruikers binnen het totale verzorgingsgebied van de deelnemende huisartsenposten was 5,0 zelftriagegebruikers per 100 inwoners per jaar (1 op de 20 inwoners maakt gebruik van MINDD binnen een periode van een jaar). MINDD werd gebruikt voor patiënten van alle leeftijden, iets vaker door vrouwen en vooral in de avond of in het weekend. De meest voorkomende klachten waren buikpijn, hoesten en wonden. De duur van de zelftriage was gemiddeld 46,1 seconden.
Bij 85,8% van de zelftriages werd geadviseerd om te bellen naar de huisarts(enpost) of 112. Bij 33,5% van alle zelftriages nam de patiënt contact op met de huisartsenpost. Als het zelftriage-advies was om níet te bellen (13,4%), volgde de patiënt dit advies in 83,9% van de gevallen ook daadwerkelijk op. Bij de patiënten die na de zelftriage contact opnamen met de huisartsenpost was 36,2% van de zelftriage-adviezen fout positief en 3,3% fout negatief.
Het totaal aantal contacten op de huisartsenposten in de weken waarin MINDD aan stond was 3,0% lager dan in de weken waarin MINDD uit stond (7,8% voor de hoogst scorende huisartsenpost). Op huisartsenposten waar MINDD het meest werd gebruikt, was de grootste afname te zien. Met name de telefonische consulten en laagurgente contacten (U4 en U5) namen af. Er was een kostenbesparing van gemiddeld circa 6.000 euro per huisartsenpost in 13 dagen. De verhouding tussen het aantal contacten en het aantal websitebezoeken was gemiddeld 82,2% in de weken waarin MINDD uit stond en 77,1% in de weken waarin MINDD aan stond (afname van 5,1%; max 12,3%). De duur van de telefonische triage was gemiddeld 30 seconden korter (afname van 6,2% van de normale triageduur) wanneer de patiënt vooraf digitale zelftriage had gedaan.
Conclusie
Met dit onderzoek werd het profiel van de zelftriagegebruiker, dat uit eerder onderzoek naar voren is gekomen, bevestigd. Dit onderzoek heeft laten zien dat het aanbieden van MINDD op de website van de huisartsenpost resulteert in een afname van het absolute aantal contacten van 3,0% en een afname van het relatieve aantal contacten (ten opzichte van het aantal websitebezoekers) van 5,1%. De spreiding in deze effectpercentages tussen de huisartsenposten was aanzienlijk, maar er leek een trend te zijn van meer effect bij meer zelftriagegebruikers per 100 inwoners. Het percentage fout negatieve adviezen van de zelftriage was laag, dus de afname van het aantal contacten heeft geen beduidende negatieve invloed op de veiligheid voor de patiënt. Bovendien wordt de telefonische triagetijd met gemiddeld een halve minuut per gesprek verkort, wanneer de patiënt eerst zelftriage heeft gedaan. De werkdruk voor triagisten op de huisartsenpost zal mogelijk nog verder verlaagd kunnen worden, wanneer het gebruik van MINDD onder de populatie zal toenemen.
Onderzoekers:
Dr. Marleen Smits, post doc onderzoeker en projectleider IQ healthcare
Dr. Paul Giesen, huisarts, senior onderzoeker IQ healthcare